Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet inkomstenbelasting 2001

 

Artikel 3.119a Eigenwoningschuld en eigenwoningreserve
1
Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt onder eigenwoningschuld verstaan het gezamenlijke bedrag van de schulden die zijn aangegaan ter verwerving van een eigen woning doch ten hoogste een bedrag gelijk aan de kosten ter verwerving van de woning verminderd met het bedrag van de eigenwoningreserve direct voorafgaande aan het moment waarop de woning ten aanzien van de belastingplichtige als een eigen woning wordt aangemerkt.
2
Indien de eigenwoningschuld voor de vorige eigen woning die de belastingplichtige langer dan zes maanden anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking heeft gestaan direct voorafgaande aan de vervreemding van die woning groter is dan de op de voet van het eerste lid berekende eigenwoningschuld voor de nieuwe woning wordt, in zoverre in afwijking van het eerste lid, de eigenwoningschuld voor die woning gesteld op de eigenwoningschuld voor de vorige woning, dan wel, indien dat lager is, op het gezamenlijke bedrag van de schulden die zijn aangegaan ter verwerving van de nieuwe woning.
3
De eigenwoningschuld wordt verhoogd met het gezamenlijke bedrag van de schulden die zijn aangegaan voor verbetering of onderhoud van de woning of ter afkoop van de rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot de woning voorzover die schulden uitgaan boven het positieve bedrag van de eigenwoningreserve direct voorafgaande aan de verbetering, het onderhoud of de afkoop.
4
Bij de vervreemding van een eigen woning wordt het vervreemdingssaldo eigen woning toegevoegd aan een eigenwoningreserve. Onder vervreemdingssaldo eigen woning wordt verstaan de waarde van de tegenprestatie bij de vervreemding van een eigen woning, verminderd met de kosten ter zake van die vervreemding en verminderd met de eigenwoningschuld voor de woning. Voor de toepassing van dit lid worden tot de eigenwoningschuld mede gerekend het bedrag van de verlaging ingevolge het negende lid, de schulden ter zake waarvan de renten ingevolge artikel 3.120, vierde lid, onderdeel c, niet tot de aftrekbare kosten van een eigen woning worden gerekend alsmede de schulden, bedoeld in artikel 3.120, achtste lid.
5
Een eigenwoningreserve neemt af, doch niet verder dan tot nihil, met:
a
een bedrag gelijk aan de kosten ter verwerving van een eigen woning verminderd met het bedrag dat ingevolge het eerste lid onderscheidenlijk het tweede lid als eigenwoningschuld voor die woning in aanmerking wordt genomen;
b
een bedrag gelijk aan het bedrag waarmee de eigenwoningschuld van de partner op grond van het negende lid is verlaagd, met dien verstande dat dit bedrag weer aan de eigenwoningreserve wordt toegevoegd ingeval het negende lid niet meer van toepassing is op de eigenwoningschuld van de partner;
c
een bedrag gelijk aan de aflossingen op de eigenwoningschuld voorzover zij betrekking hebben op het gedeelte van de eigenwoningschuld dat uitgaat boven het bedrag dat op de voet van het eerste lid als eigenwoningschuld in aanmerking zou kunnen worden genomen;
d
een bedrag gelijk aan de in een kalenderjaar gemaakte kosten voor verbetering of onderhoud van de woning of ter afkoop van de rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot de woning.
6
De eigenwoningreserve vervalt voorzover die is toe te rekenen aan een vervreemdingssaldo eigen woning dat vijf jaar geleden is toegevoegd.
7
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder verwerving onderscheidenlijk vervreemding van een eigen woning verstaan een gebeurtenis waardoor de woning ten aanzien van de belastingplichtige als een eigen woning wordt aangemerkt, onderscheidenlijk niet meer als zodanig wordt aangemerkt. Als verwerving wordt niet aangemerkt die krachtens boedelmenging door voltrekking van een huwelijk of wijziging van huwelijkse voorwaarden. Indien bij een verwerving of vervreemding een tegenprestatie ontbreekt of is bedongen bij een niet onder normale omstandigheden gesloten overeenkomst, wordt als tegenprestatie aangemerkt de waarde die ten tijde van de verwerving onderscheidenlijk de vervreemding in het economische verkeer aan de woning kan worden toegekend.
8
Indien ten aanzien van de belastingplichtige twee woningen gelijktijdig als eigen woning worden aangemerkt en vervolgens één van die woningen wordt vervreemd, wordt direct daarna de eigenwoningschuld voor de andere woning opnieuw vastgesteld door hernieuwde toepassing van het eerste en tweede lid, waarbij de actuele stand van de eigenwoningreserve in de plaats komt van de stand direct voorafgaande aan het moment waarop de woning ten aanzien van de belastingplichtige als een eigen woning is aangemerkt. Vervolgens wordt het vijfde lid, onderdeel a, opnieuw toegepast. Daarna wordt het negende lid opnieuw toegepast bij de partner en wordt bij de belastingplichtige vervolgens het vijfde lid, onderdeel b, opnieuw toegepast. Daarna wordt het derde lid opnieuw toegepast, waarbij de actuele stand van de eigenwoningreserve in de plaats komt van de stand direct voorafgaande aan de verbetering, het onderhoud of de afkoop. Ten slotte wordt het vijfde lid, onderdelen c en d, opnieuw toegepast.
9
Indien de belastingplichtige een eigen woning verwerft die bestemd is om hem en zijn partner anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking te staan, wordt, indien hen voordien reeds tezamen een woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking heeft gestaan en de partner ten aanzien van die eerdere woning een vervreemdingssaldo heeft behaald, de op grond van het eerste lid berekende eigenwoningschuld van de belastingplichtige verlaagd, maar niet verder dan tot nihil, met de eigenwoningreserve van de partner waarbij, indien de partner de woning mede heeft verworven, wordt uitgegaan van de eigenwoningreserve na toepassing van dit artikel met betrekking tot de partner. De in de eerste volzin bedoelde verlaging van de eigenwoningschuld wordt toegepast tot het moment waarop de woning hen niet meer gezamenlijk anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt onder partner mede verstaan degene met wie de belastingplichtige duurzaam een gezamenlijke huishouding voert.
10
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van dit artikel.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •